Vluchtelingen.
Begin december waren we in de gelegenheid om enkele
vluchtelingenkampen in Marawi te bezoeken en dat was weer een vrij schokkende
ervaring. Niet alleen vanwege de omstandigheden waarin deze mensen zich
bevinden, maar vooral de uitzichtloosheid van hun situatie.
In totaal bezoeken we 3 kampen. 2 daarvan bevinden zich op scholen,
de National Highschool en Amai Pakpak Central Elementary School. De
situatie daar laat een sterk contrasterend beeld zien van spelende kinderen
in frisse schooluniformen met in een hoek van ‘t terrein de vluchtelingen,
samengepakt in een stuk of 10 klaslokalen. Het 3e kamp, dat we bezochten,
was in een sporthal achter het nagenoeg lege provinciehuis (volgens
de verhalen in Marawi kan je zien, wanneer het betaaldag is in de lokale
overheidskantoren aan de hoeveelheid mensen, die dan wel aanwezig zijn).
De vloer van de sporthal is volgebouwd met hutjes van hout en plastic,
waarin de vluchtelingen huizen.
In totaal zijn er in de omgeving van Marawi zo’n 10 kampen met gemiddeld
zo’n 300 (moslim)vluchtelingen elk, waarvan de meesten er al 3/4 jaar
zitten. Ook wonen veel vluchtelingen bij familie in de omgeving.
De situatie en de vooruitzichten van de mensen in de kampen is allerberoerdst.
In het begin van het conflict was er relatief veel aandacht voor hen
van zowel de kant van de nationale en lokale overheid, Internationale
organisaties (VN, etc.), als van veel lokale NGO’s.
In de loop van ‘t jaar is de aandacht behoorlijk bekoeld. Nu is de situatie
zo dat er nog een karig overheidsprogramma loopt met minimale voedselvoorzieningen
en medische voorzieningen en enkele lokale NGO’s zonder coördinatie
sporadisch een medisch programma draaien. Veel geld en hulp is verdwenen
in de mateloze corruptie van zowel de nationale overheid als de lokale
ARMM-bestuurders.
Er is niet alleen gebrek aan voeding, medische zorg, onderwijs en activiteiten.
Het fundamentele probleem, dat de mensen desperaat maakt, is de onzekerheid
of ze ooit hun oude bestaan weer op kunnen pakken. Hun huizen en bezittingen
zijn weg. Ze kunnen, door de onveilige situatie in hun voormalige woongebieden,
vooral rond Munai en Kauswagan, niet terug. De (financiële) mogelijkheden
om ergens anders opnieuw te beginnen ontbreken en de kampen hebben een
onzekere toekomst. De sporthal moet in februari leeg zijn i.v.m. een
daar te houden verkiezingscircus en de scholen willen binnen afzienbare
tijd hun klaslokalen ook terug. Nieuwe locaties voor de vluchtelingen
zijn er niet.
De regering zegt geen verantwoordelijkheid te dragen. De oorlog is voorbij
de gebieden zijn veilig, ‘t leger is er tenslotte aanwezig, de vluchtelingen
kunnen dus terug (misschien dat ze juist bang zijn voor dat leger).
De MILF dringt er bij de vluchtelingen op aan niet terug te keren, omdat
het hun veiligheid ook niet kan garanderen (omdat het MILF daar operaties
uitvoert met alle gevolgen van dien).
Doordat de MILF aan de ene kant en anderzijds het leger
en de CAFGU’s in die regio actief blijven, maken ze zo de vluchtelingen
tot speelbal van het conflict. Beiden partijen ontkennen verantwoordelijkheid,
maar geven minimale hulp om zich van hun goede kant te laten zien.
Om de regio tot een peacezone uit te roepen en alle
gewapende groepen zodoende uit het gebied te verwijderen, lijkt een
gemakkelijke oplossing, ware ‘t niet dat juist deze regio één van de
bakermatten van het conflict is. De strijd hier gaat terug tot de jaren
’70, ten tijde van de noodtoestand. Hier is sinds die tijd gevochten
tussen moslims en kolonisten, MN, MILF, leger en paramilitairen. De
MILF (moslims) zijn niet bereid dit gebied op te geven. Het is het actieterrein
van een plaatselijk vrij bekende en populaire/beruchte MILF commandant
(Bravo).
De kolonisten beschouwen zich ook als legale bewoners en lokale christelijke
politici gooien van hun kant ook olie op het vuur.
De vluchtelingen willen maar al te graag terug, maar
dan begrijpelijkerwijs wel onder andere omstandigheden. Eerst vrede,
teruggave van hun grondgebieden en compensatie voor het verlies van
hun huizen, bezittingen en verloren oogsten. Voordat aan die eisen voldaan
kan worden is er echter nog een lange weg te gaan. In de tussentijd
heeft een deel van de vluchtelingen zich aangesloten bij het MILF.
(2 weken later ben ik weer in Marawi. Salic Ibrahim
is net terug van een Internationale Noodhulporganisaties vergadering
in Davao over de situatie in de kampen. Behalve dat er over gesproken
is, zijn er geen nieuwe afspraken gemaakt. Zoiets heeft tijd nodig.
Ondertussen was er ook een brand in het vluchtelingenkamp op de National
Highschool, waarbij enkele lokalen waar vluchtelingen gehuisvest zaten
zwaar beschadigd zijn. De vluchtelingen zitten er nog steeds. Waar kunnen
ze heen?)
(uit Vredesburo Nieuwsbrief 12 januari 2001)